Neem plaats achter het stuur
tart uw voertuig. Schakel het tractiecontrolesysteem uit (hiervoor is er meestal een knop voorzien op het dashboard) en schakel de auto in de laagste versnelling. Druk in geen geval bruusk het gaspedaal in. Hierdoor gaan de wielen spinnen en graaft u zich alleen maar dieper in.
Als u vastzit in de sneeuw, hebt u hulp nodig om weg te raken. Vraag één of twee personen om de auto voor- en achterwaarts te schommelen terwijl u probeert te vertrekken en uit eventuele sporen los te komen. Zorg ervoor dat uw wielen recht staan en beweeg voor- en achterwaarts tot u voldoende grip hebt om weg te rijden. Als dat niet lukt, probeert u hetzelfde door de aangedreven voorwielen in een andere richting te draaien.
Raakt u nog niet weg, dan kunt u matten voor de aangedreven wielen leggen (voorwielen bij voorwielaandrijving en achterwielen bij achterwielaandrijving). Desnoods kunt u hiervoor uw automatten gebruiken, maar houd er rekening mee dat ze achteraf niet meer bruikbaar zijn. U kunt ook takken gebruiken, maar denk eraan dat alles wat u onder uw banden legt, kan weggeslingerd worden en zo helpende personen kan raken.
U kunt proberen om zout, zand of zelfs kattenbakvulling voor de aangedreven wielen te strooien. Het zout doet het ijs smelten en het zand of de kattenbakvulling verbetert de grip. U kunt sneeuw en ijs ook laten smelten met antivries, maar dan moet u dit product achteraf wel opruimen, omdat het bijzonder giftig kan zijn voor dieren.
Een beetje lucht uit de banden laten is een andere manier om voor meer wrijving te zorgen. Dit mag u echter alleen doen als u vervolgens de banden direct weer kunt oppompen. Rijden met onvoldoende bandenspanning is immers zeer schadelijk voor uw banden.
Als niets lukt, kunt u nog altijd een beroep doen op de pechdiensten. En vergeet niet om de tractiecontrole opnieuw in te schakelen, zodra u weer kunt rijden.